15 april 2020

Eitje!

Je hebt alles gecheckt. De microfoon doet het, het glaasje water staat klaar en de beamer matcht met je laptop. Laat ze maar komen. Maar dat doen ze pas over een kwartier. Wat doe je in de laatste zenuwslopende minuten voor je presentatie?

Zoek zekerheid. Zo simpel is het eigenlijk. Vraag maar aan acteurs. Ze klampen zich vast aan bijgeloof en rituelen. En terecht. Dat werkt namelijk. Ook zij inspecteren eerst de zaal. Hangt het licht goed? Hoe is de akoestiek? Is het uitverkocht?

Dan begint de voorbereiding. Inzingen. Stukjes tekst repeteren, ook bij de honderdste voorstelling. Fysiek opwarmen. Rekken, springen, aarden, alles om in het hier en nu te komen. Maar dan breken ook voor hen de laatste minuten aan. Wat dan?

Sommige acteurs zoeken afleiding. Even bijkletsen met de technicus. Keten met elkaar. Maar andere verschansen zich even in hun eigen niemandsland. De Hongaarse acteur Attila Bellus bijvoorbeeld, met wie ik jarenlang werkte nadat hij in Nederland was neergestreken. Vlak voor de voorstelling begon zonderde hij zich af. Hij ging letterlijk in een hoekje zitten, met zijn rug naar de wereld. Dan haalde hij een hardgekookt eitje tevoorschijn en een klein zoutvaatje. Hij pelde het eitje zorgvuldig. En hij at het op, hapje voor hapje. Met steeds een snufje zout. Dat alles in opperste concentratie. De reden? "Ieder theater is anders," zei hij me ooit, "maar een ei is altijd hetzelfde."

Dat ei was zijn houvast. Het ritueel was zijn mentale startblok. Toegegeven: een avondvullende voorstelling is niet hetzelfde als het houden van een presentatie. In het eerste geval speel je een rol, in het twee geval ben je jezelf. Maar het gunstige effect van een ritueel is er wat mij betreft niet minder om. Eitje.