15 april 2020

De zeven grootste misverstanden over spreekangst én een kleintje

Spreekangst is voor veel mensen de grootste angst. Of spreekangst echt de nr. 1 angst is valt te betwijfelen. Maar dat een hoop mensen ermee worstelen staat buiten kijf. Bagatelliseren of ondoordachte adviezen helpen dan niet. Grondig aanpakken wel. Hier de zeven goedbedoelde adviezen op een rijtje:

1. Zeg gewoon dat je het eng vindt om te presenteren.

In de meeste professionele presentaties luistert het publiek graag naar een expert. Je mag ervanuit gaan dat je dat bent, anders was je waarschijnlijk niet gevraagd. Als je zegt dat je het eng vindt dan heeft dat een reactie in het publiek. Sommigen gaan met je meeleven, anderen nemen je niet meer serieus. Niet doen dus.

2. Gewoon veel gaan presenteren.

Dat hangt af van de oorzaak van je spreekangst. In sommige gevallen is het een goed advies bijvoorbeeld als je weinig ervaring hebt. Is de oorzaak een dieperliggende oorzaak dan vererger je juist je spreekangst. Als je een negatieve interne dialoog hebt bijvoorbeeld. Ik kan dit niet, ze vinden me dom, als ik maar geen blackout krijg. Het risico is dan te groot dat het inderdaad mis gaat en je denkt: Zie je nu wel…

Die oorzaak kun je alleen reduceren door een training te volgen en de dieperliggende oorzaak te onderzoeken. Dat hoeft overigens geen therapie te zijn. De juiste vragen zorgen voor de juiste antwoorden en je hebt de controle weer terug.

3. Iedereen heeft gewoon weleens last van spreekangst.

Ja dat klopt. Bijna iedereen heeft een zekere spanning als zij gaan presenteren. Zelfs acteurs die voor de 100ste keer een voorstelling spelen ervaren een zekere angst. Die spanning is juist wel prettig, het is een gezonde spanning die je scherp houdt. Wanneer wordt het spreekangst? Op een schaal van 0 tot 10 waarbij 0 geen spanning is en 10 erge spanning is spanning tot 4 gezonde spanning. Dat geeft je een beetje adrenaline en houdt je scherp. Alles daarboven wordt als ongemakkelijk ervaren. Vanaf 6 spreek ik van spreekangst.

4. Mensen met spreekangst zijn gewoon verlegen.

Nee, niet waar. Mensen met spreekangst kunnen in andere situaties juist een vlotte babbel hebben. Dat komt omdat spreekangst een "situatie angst" is. Dat betekent dat iemand angst ervaart in een specifieke gedefinieerde situatie. En niet op andere momenten. Dat is anders dan bijvoorbeeld sociale angst of een statische angst waarbij iemand angst ervaart in verschillende situaties.

5. Spreekangst kun je gewoon het beste in training met een grote groep doen.

Dat lijkt zo logisch. Hup, voor de wolven en je ziet maar hoe je je staande houdt. Ik geloof daar niet in. Je moet 5 presentaties in een veilige setting kunnen geven om de controle terug te krijgen. In een grote groep kom je te weinig gedegen aan de beurt, tenzij een training volgt van 4 dagen. Dat is onnodig lang en duur. In een kleine groep leer je veel van de andere deelnemers en toch kom je vaak aan de beurt. Bovendien krijg je echt persoonlijke aandacht voor precies die juiste vinger op de juiste plek. Ik geef de training De spreekangst zelfs vaak individueel, met prima resultaat.

6. Bereid je gewoon heel goed voor.

Het is waar. Een goede voorbereiding is noodzakelijk voor een overtuigende pakkende presentatie. Je verdiepen in je doelgroep, jouw doel duidelijk geformuleerd, pakkende voorbeelden, duidelijke opbouw van je verhaal vraagt om voorbereiding. Zorg dat je weet welke stappen je in welke volgorde maakt.

Dat is logisch. Maar wat ik in de praktijk zie is dat mensen onevenredig lang bezig zijn met de voorbereiding. Een presentatie van 5 minuten is geen levenswerk. Dat verhoogt de spanning.

7. Leer je presentatie gewoon uit je hoofd.

Uit je hoofd leren? Nee, beter niet. Kijk maar naar spreekbeurten van kinderen. Zodra ze beginnen is de aandacht bij de inhoud. Ogen gaan vaak naar het plafond, uh, en een dreuntoontje ontstaat. Ze proberen iedere zin precies zo te zeggen zoals ze die uit hun hoofd hebben geleerd. Daardoor ontstaat een verkeerde verdeling van je aandacht. Je aandacht gaat namelijk teveel naar jezelf (als ik het nog maar weet) en de inhoud (klopt het nog wat ik zeg? Wat komt er nu ook al weer?) en te weinig naar je publiek. Dat verhoogt je spanning. Wel is het handig om een 'routeplanner te maken. Bijvoorbeeld: Eerst vertel ik een anekdote, dan vertel ik wie ik ben. Daarna benoem ik de vraag die het publiek heeft. Daarna schets ik de situatie etc, etc.

Het kleintje: je staat er alleen voor. Iedereen kijkt naar je. Daar sta je dan.

Ja, je staat voor de groep, en dat vinden mensen doodeng. Je staat in de schijnwerpers en opeens lijkt het alsof je jezelf ook moet oppoetsen. Hoeft niet. Je bent geen acteur, het is geen performance. Je voelt je klein tegenover de grote groep. Spreekangstigen voelen zich bekeken. Alhoewel je het zo kan ervaren is het niet waar. In de praktijk is dat anders. Jij bent namelijk ook kijker! Jij maakt ook contact met je publiek. Je bent daarom niet alleen! Bedenk liever dat je je kennis mag delen. Houd jezelf voor ogen dat je gaat praten met je publiek. Je staat daar niet alleen, je bent samen met je publiek.